De parel van grote waarde

C.H. Spurgeon

Wederom is het koninkrijk der hemelen gelijk een koopman, die schone paarlen zoekt; dewelke, hebbende een parel van grote waarde gevonden, ging heen, en verkocht al wat hij had, en kocht dezelve. (Matth.13:45,46.)

Een koopman legt er zich op toe om met zijn handel winst te doen. Hetzij hij handelt in paarlen of in graan, het is niet door arbeid, dat hij hoopt rijk te worden. Dat laat hij over aan hen, die in het zweet huns aanschijns hun brood eten. Zijn brood tracht hij te verkrijgen door het zweet van zijn brein. Hij is niet zo zeer afhankelijk van arbeid als wel van kennis, van bekwaamheid, van het oordeel, dat zijn bekendheid met de waar, waarin hij handelt, hem geeft boven anderen. Nu is, in zeker opzicht, deze koopman reeds bij de aanvang het beeld, het type van hen, die Christus zoeken. Christus en de zaligheid kunnen niet verdiend worden; men kan ze niet verkrijgen als loon voor arbeid. Maar Christus kan wèl verkregen worden door kennis. Wat zegt de Schrift? "Door zijn kennis zal mijn knecht, de rechtvaardige, velen rechtvaardig maken;" dat is: door dat zij Christus kennen, worden zij gerechtvaardigd. Dat is eigenlijk slechts een andere wijze van voorstelling der verlossing, die aldus is uitgedrukt: "Hoe zal ik horen, zonder die mij predikt?" Het werk begint met het horen van de prediker, dan gaat het voort met het geloven van hetgeen zij horen, en door het geloven worden zij zalig. Dat is innerlijke kennis - kennis die door Gods boodschapper of door Gods Woord is medegedeeld - kennis, die gehoord, kennis, die geloofd werd. Aldus komen de mensen tot de kennis van Hem wie te kennen het eeuwige leven is, want als iemand Christus kent en Hem verstaat, zodat hij Hem zijn hart geeft, dan is hij behouden. In zover dus de koopman zijn voordeel zoekt door meerdere kennis, wordt hij een type van de mens, die zalig wordt door het verkrijgen van de kennis van de heerlijkheid Gods in het aangezicht van Jezus Christus.

Ik zal hier echter niet bij verwijlen, maar terstond spreken van de koopman in deze gelijkenis, want hij is een gepast beeld van velen, die Christus aangrijpen en in Hem hun alles in alles vinden. Beschouwen wij deze koopman, terwijl hij vier dingen doet: ten eerste zoeken; daarna vinden; vervolgens verkopen; en eindelijk kopen.

I.

Wij zullen hem dan in de eerste plaats gade slaan TERWIJL HIJ ZOEKT. "Wederom is het koninkrijk der hemelen gelijk een koopman, die schone paarlen zoekt." Dit verschilt van de man, van wie wij zo even gelezen hebben, die als bij toeval een schat vond, toen hij op de akker was. Hij zocht naar iets anders en vond toen onverwachts de schat. Dat is de mens, die God in zijn oneindige vrijmacht verlost en zaligmaakt, ofschoon hij te voren onverschillig en zorgeloos was. Deze koopman is iemand van edele aard. Zijn geest, zijn verstand is meer ontwikkeld, hij is van een geheel andere gezindheid. Hij zoekt schone paarlen - iets goeds, niet juist die éne parel van grote waarde, want in den beginne wist hij daar niets van; maar toch hij zoekt paarlen, en tengevolge van zijn zoeken vindt hij die éne parel.

Merk nu op, dat bij hem, als zoeker het verstand gescherpt, de geest opgewekt en met iets werkzaam is. Hij denkt aan iets - hij denkt aan paarlen.

Zijn hart is vervuld met zijn zaken. Hij spant er zijn krachten voor in. Al zijn gedachten worden bezig gehouden door edelgesteenten. O! dat wij de mensen konden opwekken om hun denkvermogen te oefenen, en daarna hun gedachten te besturen, te regelen en te beheersen! Denken is echter een werk waar zeer veel mensen een tegenzin in hebben. Zij zijn oppervlakkig. Wij kunnen hen er niet toe bewegen om over iets te denken. Hoe komt het, dat de mensen zo verzot zijn op het lezen van romans en zo zelden ware geschiedenissen lezen, die toch even boeiend en belangwekkend zijn, en oneindig meer geschikt om genoegen te verschaffen of een aangenaam tijdverdrijf te bieden? Het is omdat de geest van de mensen oppervlakkig, beuzelachtig is. Een onbeduidend verhaal - een dwaze liefdesgeschiedenis, zal hen uren lang bezighouden, maar iets degelijks, iets dat der moeite waard is om te weten, heeft weinig bekoorlijks voor hun ondiep verstand. Van velen wordt het verstand zelfs nooit met iets geoefend. Er zijn niet weinige mensen, die zó hard werken met hun handen en zóveel vermoeienis verduren door lichamelijke arbeid, dat zij nauwelijks tot veel denken in staat zijn, terwijl wederom anderen hun tijd verdoen en hun leven doorbrengen in luiheid, totdat zij gans en al onbekwaam zijn tot denken. Zij zijn traag en vadsig. Hun ziel lijdt aan vermolming. Hun brein werkt niet. Zij schijnen in een voortdurende toestand van stompzinnigheid te verkeren en wakende te dromen. Ach! dat de mensen wijs waren, dat zij wilden nadenken! Gelukkig de prediker, die zou weten, dat hij zijn woord richt tot waarlijk verstandig ontwikkelde en nadenkende hoorders. Dan zouden wij verwachten, dat de handvollen van goed zaad in de open voren zullen vallen en een overvloedige oogst voortbrengen. Het verstand van deze koopman was wakker. Hij had zaken te doen.

Even duidelijk is het ook, dat hij zich een bepaald doel voor ogen had gesteld. Hij had zich toegelegd op het zoeken van paarlen en dat zoeken van paarlen was voortaan zijn levensdoel. Indien gij hem had ontmoet en tot hem had gezegd: "Wat zoekt gij?" Hij zou terstond hebben geantwoord: "Ik zoek naar schone paarlen, hebt gij er ook voor mij te koop?" Wij zouden terstond met dat antwoord gereed zijn geweest. Vraag nu echter eens aan menigeen, die gij ontmoet: "Vriend, waarvoor leeft gij?" Hij zou u misschien zeggen wat zijn beroep of bedrijf is; maar indien gij bij hem aandringt met de vraag: "Wat is het grootste doel van uw leven?" dan zou hij niet gaarne zeggen, dat hij slechts leeft voor zijn vermaak of genot. Het zou hem niet licht behagen u te zeggen, dat hij leeft om te schrapen en te sparen en rijk te worden. Hij zou nauwelijks weten wat te antwoorden. Vele jonge lieden bevinden zich in die toestand: zij hebben geen bepaald doel voor ogen. Nu zult gij geen goed scheepskapitein zijn, indien gij de haven niet kent, waar gij heen stuurt. Gij zult allesbehalve een gelukkige loopbaan hebben, jongeling, als gij na een vak of ambacht geleerd te hebben, u vestigt zonder een bepaald doel voor ogen te hebben. Zeg tot uzelf: "Ik kan slechts leven voor twee dingen. Ik kan leven voor God of ik kan leven voor de duivel; voor wie van beiden leef ik?" Tracht hieromtrent tot een bepaalde en vaste overtuiging te komen. Ik zal het u even vrijmoedig en even duidelijk voorstellen als Elia het voorgesteld heeft, toen hij zeide: "Zo Baäl God is, volgt hem na; en zo Jehova God is volgt Hem na." Indien de wereld, indien het vlees, indien de duivel waard is gediend te worden, zo gaat heen, volgt de loopbaan van de zinnelijke mens en komt daar dan rond voor uit. Weet zelf wat gij wilt en wat gij doet; maar indien God het waard is gediend te worden, indien uw ziel het waard is behouden en zalig te worden, zo legt u hierop toe; maar sluipt niet door de wereld, terwijl gij wezenlijk slechts uzelf zoekt, zonder evenwel de moed te hebben tot u zelf te zeggen, dat gij alleen voor uzelf leeft.

Deze koopman had zich voorts een doel voorgesteld, dat volstrekt niet alledaags was. Andere mensen kunnen in stenen doen, of in graan, of in hout; hij deed in paarlen. Hij was een koopman, die paarlen zocht, en dat wel de allerschoonste. Hij handelde niet in gewone zeepaarlen of in paarlen, die men in de Schotse rivieren vindt, maar in schone paarlen. Hij stelde zich in zijn handel een schoon, verheven doel voor ogen. Ik wenste wel van God, dat velen, die Christus nog niet gevonden hebben, zoveel gezond verstand, besprengd met genade, hadden om te zeggen: "ik zal streven naar iets goeds. Mijn leven moet niet laag bij de grond zijn." Het is voor een jongeling een teken ten goede, als zijn hart uitgaat naar hetgeen groot en goed is, als hij bij zichzelf zegt: "ook mijn leven zal niet voor de aarde, maar voor de hemel wezen. Ik zal geen laag doel najagen, ik zal geen lust of behagen vinden in hetgeen slechts de zinnen streelt en uit de aarde aards is. Ik zal streven naar iets waar mijn consciëntie vrede mee kan hebben; iets waaraan ik met blijdschap zal kunnen denken als ik kom te sterven, iets, dat het merk der echtheid en der gangbaarheid draagt, als ik het naar de maatstaf der andere wereld zal moeten schatten." O gij jeugdig koopman, als gij een zaak wilt gaan beginnen, zo beveel ik u ten zeerste deze zaak aan van schone paarlen te zoeken. Zoek de waarheid, zoek eerlijkheid en oprechtheid, zoek matigheid, zoek vrede, zoek liefde, zoek datgene, dat u vroom, waar en oprecht maken zal. Ik zal u straks zeggen, waar gij dit alles kunt vinden, maar laat het voor het ogenblik genoeg zijn om een lofwaardige eerzucht in u op te wekken voor alles, wat eerlijk is en wèl luidt, met een vurige, hartelijke begeerte naar hetgeen uw eigen geweten voldoet.

Hij ging dus om paarlen te zoeken en hij zocht ze met grote ijver. De koopman zocht schone paarlen. Hij opende geen winkel, zeggende: "Hier koopt men paarlen van hen, die er mee hier willen komen"; neen, hij ging er voor op reis; hij ging ze zoeken. Hoe ver hij er wel voor reisde, weet ik niet; maar zulk een Oosters handelaar doet dikwijls zeer verre reizen. Gij kunt hen ontmoeten te Nischni-Nowgorod, in het zuiden van Rusland met kooplieden, die rondom de wereld zijn geweest om te zoeken hetgeen zij nodig hebben; mensen, die niet altijd per spoor reizen, maar elke afstand te voet zullen afleggen, zo zij slechts de dingen kunnen verkrijgen, waar zij hun hart op hebben gezet en waarin zij handelen. Afstand schijnt voor hen geen belemmering te zijn. O! wanneer iemand zich een edel doel voor ogen heeft gesteld en zegt: "Eer ik sterf zal ik iets tot stand brengen, dat recht en goed is, weldadig en nuttig voor mijn medemensen", dan zal hij alle moeilijkheden, waarvoor anderen zouden bezwijken, onder de ogen zien en te boven komen. Ik bid God, dat hij de volharding moge hebben om het ten uitvoer te brengen, en dat hij moge zeggen: "Is er iets, dat goed voor mij is om te leren, dan zal ik het leren, welke zorg en moeite het mij ook moge kosten, wat pijn in het hoofd en smart in de ziel ik er ook om moet verduren, tot welke prijs van lijden ik ervaring zal moeten verkrijgen en hoeveel nachtwaken de studie mij ook moge kosten. Indien er iets gedaan moet worden, dat goed en recht is, dan zal ik het doen, wat ik er ook voor in de waagschaal zal moeten stellen, want ik zoek schone paarlen.

En bij dat zoeken is die man ook met groot oordeel des onderscheids te werk gegaan. Als wij zeer ijverig zijn en een sterke begeerte naar iets hebben, dan lopen wij groot gevaar van gemakkelijk bedrogen te worden; maar deze koopman, die schone paarlen zocht, was niet als een vrouw, die geen verstand heeft van paarlen, neen, hij kon een parel herkennen, zodra hij er één zag. Hij kende de natuur en de waarde van de paarlen. Hij kon u zeggen, welke gevlekt of bewolkt waren en welke straalden van een zachte glans en welke van het zuiverste water waren. Hij was in staat om een echte van een nagemaakte parel te onderscheiden. Hij was een koopman, die schone paarlen zocht. Ja, waarde vrienden, en ik bid God, dat, zo Hij in het hart geeft van een broeder, hier tegenwoordig, om te leven voor hetgeen recht en waar is, Hij u een groot onderscheidingsvermogen geve, want er is ZEER VEEL NAMAAK in deze wereld en gij zoudt allicht iets kunnen aangrijpen in de waan, dat het iets goeds is, iets wezenlijks, terwijl het daarna zou blijken niets dan een schaduw te zijn. Zoekt niet slechts paarlen, maar zoekt SCHONE paarlen; streef naar het goede, ja, gebruikt al de vermogens van uw ziel om het beste te verkrijgen.

Deze koopman schijnt in zijn zaken geen al te grote verwachting te hebben gekoesterd. Hij zocht paarlen. Zij moesten van een zekere grootte en zuiverheid zijn. Blijkbaar dacht hij er ene aanzienlijke hoeveelheid van te kopen. Dat was het, wat hij zocht: "Schone paarlen"(in het meervoud). Hij had er volstrekt niet op gerekend zo gelukkig te zijn een zó grote parel te zullen vinden, dat zij het rantsoen van een keizer waard was. Daarnaar had hij niet gezocht, ofschoon zijn hart er wel naar uitging. Indien iemand gevraagd had: "Zoudt gij gaarne één zeer grote parel vinden?" dan zou hij gezegd hebben: "gewis! en wel oneindig liever dan een groot aantal kleine." Hij heeft dit nauwelijks gehoopt en daarom zoekt hij er ook niet naar. Maar toch! hij wilde haar maar al te graag hebben, als hij haar kon hebben, als hij haar op zijn weg tegenkwam. Evenzo, mijne vrienden, spreek ik van een klasse van mensen - en ik hoop, dat vertegenwoordigers van hen zich onder ons zullen bevinden - die alles verlangen te bezitten, wat goed en waar is. Gij verlangt in alle dingen matig te zijn; gij verlangt een karakter te hebben, waarop geen smet kleeft. Ik herinner mij, dat dit ook mijn verlangen was, toen ik voor het eerst dacht aan het leven, dat vóór mij lag. Eer ik de Heere kende, placht ik te denken: "Ach! mocht ik slechts bewaard blijven voor oneerlijkheid, mocht ik bewaard blijven voor een boosaardig gemoed, mocht ik welgezind en waar zijn!" Dat waren de paarlen, die ik zocht. Ik wist toen nog niet, dat ik iets kon vinden, waarin al die paarlen van mindere waarde lagen opgesloten en nog veel meer bovendien. Toch is het goed, dat er zulke begeerten in het hart zijn, inzonderheid bij jonge lieden. Ik wenste, dat zij ook in het hart waren van de ouden van dagen, indien zij tot nu toe de parel van grote waarde nog niet gevonden hebben.

Aldus heb ik u de man getoond, terwijl hij zocht. Zou hij ook heden in ons midden zijn? Maar misschien is het geen man, het kan een vrouw, een koopvrouw zijn. Vrouwen kunnen uitstekend zaken doen. Lydia, de purperverkoopster, was ongetwijfeld een zeer bekwame handelaarster, en voor de goddelijke handel, waarvan wij thans spreken, is er geen onderscheid. Welnu, mijne vrienden, gij kent de Heere nog niet, maar gij streeft naar alles wat voortreffelijk is en dat is in zoverre zeer goed.

II.

Laat ons nu een stap verder gaan en die man gadeslaan, terwijl hij vindt. Overal kocht hij paarlen. Waar hij ook heenging, overal vroeg hij aan de mensen of zij ook paarlen hadden. Hij ging in de achterbuurten, in de stegen en gangen van de grote steden en zocht er in die oude tijd de Joden op, die gewoonlijk de morsigste straten der stad bewoonden. Hij verlangde te weten, of zij ook paarlen hadden. Het was paarlen des morgens, paarlen des middags, paarlen des avonds. Indien iemand des nachts onder zijn venster "paarlen" had geroepen, hij zou terstond naar buiten zijn gesneld om ze machtig te worden. Hij zocht ijverig naar paarlen, en zo geschiedde het, dat de parel in zijn bezit kwam, die hij niet eens gehoopt had te zullen zien. Het was meer dan hij verwachtte. O! ik bid God, dat sommigen, hier tegenwoordig, wier hart in oprechtheid uitgaat naar hetgeen recht en goed is, Christus mogen vinden, die in zich meer van de geest der matigheid, oprechtheid, waarheid en menslievendheid heeft dan overal elders wordt gevonden. O! dat zij Hem mochten vinden, die de waarheid is en wiens leer volmaakte heiligheid en het eeuwige leven is. Dat zal meer wezen dan zij ooit gedacht hebben te zullen vinden; maar o! hoe verheugd zullen zij wezen als zij het gevonden zullen hebben! Gewis! indien iemand, dan was deze man in de gelegenheid om een fraaie parel te vinden. Hij kocht "schone paarlen"; niet de éne parel; maar hij handelde in parelen, en zo was het waarschijnlijk, dat, indien de kostelijkste parel door iemand gevonden kon worden, hij die iemand zijn zou. O! indien gij begeerte hebt naar hetgeen recht en waar en goed is, dan vertrouw ik, dat de Heere Jezus zich aan u zal openbaren, en dat gij zult zeggen: "Dit is nu eigenlijk hetgeen ik zocht, waarnaar ik verlangd en gesmacht heb, en hier is het."

Die vondst was voor deze koopman zeer opmerkelijk. Schone paarlen vondt hij niet; hij vond wat oneindig beter was, een enkele parel; en voor hem bevatte die ene parel al de kleine parelen, waarnaar hij te voren had gezocht. Verkondigt het, laat het alle mensen weten, dat alles wat op de aarde goed is - alles wat waar is, alles wat recht is, alles wat liefelijk is, alles wat filantropisch is, alles wat wèl luidt, alles wat loffelijk is voor God en prijzenswaardig onder de mensen in het onderwijs van de Heere Jezus Christus wordt gevonden, en ons zal gegeven worden, en in ons zal gewrocht worden, als wij ons aan Hem onderwerpen en Hem tot ons alles in allen maken. Hij, die een Christen is, heeft, zo hij volkomen een Christen is, alle goede zaken in één zaak. Indien er iets is, dat door wijsgeer of geleerde geloofd en geprezen moet worden, gij zult het vinden in het voorbeeld van de Meester en Hij zal ons genade geven om het te openbaren in onszelf.

Zo heeft deze man dan in één zaak alles gevonden. Wat de waarde van die parel was weet ik niet. Dit alleen weten wij, dat hij haar alles waard achtte wat hij had; hij ging heen en verkocht alles, wat hij had, teneinde haar te kunnen kopen. En blijkbaar heeft hij gedacht, dat zij al de andere paarlen waard was, die hij ooit heeft gezocht, want indien hij alles wat hij bezat aan die éne parel ten koste heeft gelegd, dan is het duidelijk, dat hij van nu voortaan het zoeken naar mindere paarlen moet hebben opgegeven, daar hem geen kapitaal meer restte. Maar hij vond die éne parel van meerder aanbelang dan alle andere paarlen, en meer waard dan alles wat hij bezat. Ja, ik sta u er borg voor, dat hij haar veel meer waard achtte dan alles wat hij had. Hij zou niet alles, wat hij had opgelegd, verkocht hebben om haar te kopen, indien hij niet van mening was, dat zij tien maal meer waard was dan dat alles, en dat, wanneer hij het alles betaald had, zijn fortuin gemaakt zou zijn en dat hij dan groter rijkdommen zou bezitten dan waarvan een gierigaard zou kunnen dromen, want het is op die wijze, dat zij, die in zulke waren handelen, hun schatten verkrijgen. Welaan, wanneer iemand Christus vindt, dan kan ik u niet zeggen op hoe hoge waarde gij Hem schat, maar dit weet ik, dat voor de Christen, die zijn Heere en Meester heeft gevonden, de GANSE WERELD NU ALS NIETS IS. "O! welk een Christus heb ik!" zegt hij. Hij kan niet uitspreken hoe dierbaar - hoe onbegrijpelijk kostelijk - de Christus Gods is aan zijn ziel.

Betreffende deze vondst moeten wij nog opmerken, dat de man, die haar deed, vast besloten was er in het bezit van te komen. De parel van grote waarde ontdekt hebbende was het voor hem geen vraag meer of hij haar al of niet zou kopen. Indien hij niet in alle oprechtheid uitgegaan was om paarlen te zoeken, dan zou hij geaarzeld hebben vanwege de prijs; maar daar hij zeer gretig verlangde paarlen te vinden, heeft hij, zodra hij deze ontdekt had, uitgeroepen: "ik moet haar hebben!!! Van de kleine paarlen kan ik wel afstand doen, maar deze moet in mijn bezit komen." En het is iets groots als de Heere het menselijk hart er toe brengt om te zeggen: "Ik zie dat in Christus alles is wat ik nodig heb - vergeving van mijn zonden, reiniging van mijn natuur, genade om mij standvastig te maken in het goede en mij geschikt te maken voor de hemel. Er is in Christus alles wat ik behoef, en ik moet Hem hebben. Ik moet Hem hebben. Wat het mij ook moge kosten, ja ten koste van alles moet en zal ik Hem hebben.

Ofschoon dit nu in de gelijkenis niet met zoveel woorden geschreven staat, is het toch volkomen duidelijk, dat de persoon, met wie hij te doen had, bereid was de parel te verkopen. Toen hij een parel van grote waarde had gevonden, kocht hij haar, hetgeen hij niet had kunnen doen, indien de ander niet bereid was geweest haar te verkopen. En ofschoon de Heere in zijn goedertierenheid zijn genade niet verkoopt, maar haar schenkt om niet, wordt toch de manier waarop hij er over beschikt hier voorgesteld onder het beeld van verkoop. Indien gij Christus verlangt te hebben, dan kunt gij Hem hebben, zo gij Gods voorwaarden aan wilt nemen. Daarover zal ik straks hebben te spreken. Indien gij deze parel van grote waarde begeert, dan is er hoegenaamd geen reden waarom zij niet nog heden in uw bezit kan komen. Indien gij Hem gevonden hebt die "de banier draagt boven tienduizend," nu die "gans begeerlijk" is, en gij stelt Hem op zo hoge prijs, dat gij zonder Hem niet gelukkig kunt wezen, dan zal Hij terstond uw deel zijn. Indien gij, na van Christus gehoord te hebben, Hem begeert als alles wat uwe ziel van node kan hebben en bereid zijt te zeggen: "Ik wil dit huis des gebeds niet verlaten voordat Christus de mijne is," dan staat u niets in de weg om die onschatbare gave te bezitten. Ja, God, de Vader wil, dat gij van nu voortaan en tot in eeuwigheid zijn Eengeboren Zoon als uwe parel ZULT bezitten.

III.

De zoeker en de vinder beschreven hebbende, moeten wij hem thans voorstellen terwijl hij VERKOOPT. Hij verkocht al wat hij had. Hij heeft heel veel tijd nodig gehad om het alles bij elkander te krijgen en ik twijfel niet, of hij schepte veel behagen in hetgeen hij bijeen gebracht had, doch nu is het hem een genoegen alles te verkopen. "Koop mijne hofstede" zegt hij tot de één. "Kom, koop haar." "Ik denk niet, dat ik een hofstede nodig heb" antwoord deze. "Dat is niets, wij kunnen toch wel samen overeen komen. Ik heb geld nodig en ik moet het zien te krijgen." En nu gaat het huisraad weg, het éne stuk na het andere. Er wordt snel een verkoping gehouden, want hij moet geld hebben. Alles moet weg, alles voor die éne parel. Ofschoon hij aan niemand zeide, wat hem hiertoe bewoog, was zijn verstand en zijn hart toch voortdurend bezig met deze parel; en daarom moet hij alles opofferen om haar machtig te worden. Het doet hem thans meer genoegen zijne bezittingen kwijt te raken dan dat het hem vroeger genoegen deed ze te verkrijgen. Weg moeten zij! voor de hoogste prijs, die hij kan bedingen, want buiten die éne parel kan hij niet. Welaan, Jezus Christus is te verkrijgen; maar er is zeer veel, dat de mens moet opgeven, zo hij ooit Christus de zijne wil noemen."

Wat is het dan," vraagt iemand, "dat ik moet opgeven?" Wel, er moet nog heden een verkoping plaats hebben van een ganse menigte oude vooroordelen. Soms gebeurt het, dat, wanneer de waarheid, gelijk zij is in Jezus, tot het hart van de mensen komt, de mens haar afwijst, omdat zij zo heel verschillend is van hetgeen hij altijd gehoord en van zijn kindsheid af geleerd heeft; en dan komt het u voor, dat het maar beter is de Godsdienst van uw ouders te blijven volgen. Indien gij een hottentot waart, gij zoudt een fetisj aangebeden hebben. Indien gij in Hindostan geboren waart, gij zoudt naar deze theorie Juggernaut hebben moeten aanbidden. Maar het is een grote genade, als iemand zegt: "Nu begrijp ik, dat Jezus, de Zone Gods, gestorven is voor en in de plaats van zondaren, die in Hem geloven; ik heb niets te doen dan eenvoudig in Hem te geloven, en dan zal ik zalig worden. Gelovende, zal ik een nieuwe natuur ontvangen, zal ik worden wedergeboren door de Heilige Geest, en van nu voortaan zal ik de discipel en dienstknecht van Christus worden. Thans zal ik het doen. Het DRUIST IN TEGEN ALLES wat men mij altijd gezegd heeft. Men heeft mij doen denken, dat het door mijn goede werken was, dat ik zalig moest worden. Ik heb gehoord, dat de genade in de sacramenten stak, maar eindelijk bemerk ik, dat God in zijn Woord leert, dat de zaligheid is door het geloof in Jezus Christus; en ik wil haar hebben. Ik zal mijn vooroordelen verkopen, wegdoen. Weg moeten zij!" Desnoods de brand er in!

Wat gij vervolgens hebt te verkopen is uw gerechtigheid. Gij zult er niet veel voor krijgen, hoewel gij zeker denkt, dat het geheel iets fraais is. Tot nu toe zijt gij zeer braaf en deugdzaam geweest, uw eigene schatting van uzelf met betrekking tot de geboden is: - "Al deze dingen heb ik onderhouden van mijn jonkheid af." En door uw ijverig en trouw kerkbezoek, uw bijwonen van bidstonden, met wat extra gebeden op Kerstmis en Goede Vrijdag gevoelt gij u in tamelijk goede toestand. Welnu, mijn vriend, deze uwe oude, door de mot verteerde gerechtigheid, waarop gij u zó verhovaardigt, moet gij verkopen, moet gij kwijt worden; want niemand kan door de gerechtigheid van Christus behouden worden, zolang hij nog op zijn eigen gerechtigheid blijft vertrouwen. Verkoop haar, verkoop er iedere draad van. En gesteld eens, dat niemand haar kopen wil, dan moet gij er u toch van ontdoen. Zij is het gewis niet waard om bij de vuilste lompen gelegd te worden, want zij is veel vuiler en afzichtelijker dan dezen.

En alle andere dingen, waarop gij te voren dacht te kunnen roemen - ach! ook van dezen moet gij u ontdoen. Gij hebt zo veel kennis. Welnu, gij zult wèl doen, zo gij haar verkoopt, want, tenzij de mens een KINDEKE GELIJK wordt, kan hij het koninkrijk Gods niet ingaan. Gij zijt een voornaam persoon, gij verbeeldt u, dat gij iets heel buitengewoons zijt, want gij hebt zeer veel wilskracht, en gij kunt u dus zelf wel een weg banen naar de hemel. Die verwaandheid zult gij kwijt moeten raken, want deze uwe kracht zal uwe zwakheid worden. Het is alleen als wij zwak zijn in onszelf, dat wij sterk kunnen wezen in Christus. Stemt gij hiermede in? Wilt gij al uw oude vooroordelen en al uwe oude gerechtigheid verkopen? Wilt gij ze laten gaan tot elke prijs? Of hebt gij er u nog een prijs voorbehouden? Laat ze gaan, want zij zijn niets dan drek en lompen, en hoe eerder gij ze kwijtraakt, hoe beter, want dan, en niet eerder, kunt gij de parel van grote waarde kopen.

Er zijn sommigen, die zeer veel van hetgeen zij genot of genoegen noemen, zullen moeten opgeven: zondig genot. Van geen eerlijk genoegen, geen genoegen, dat ons wezenlijk goed kan doen, behoeven wij afstand te doen; want: "Nooit was de godsdienst bestemd om ons genoegen te verminderen", integendeel het wordt er veel groter door. Maar alle zondige genietingen moeten wij ons zeer stellig ontzeggen. Welaan, kunt gij dat alles wegdoen? Loszinnige gezelschappen, alles, wat naar ongebondenheid zweemt, alles wat in verband staat met de bevrediging van de lage lusten van het vlees - kunt gij dat alles om Christus wil opgeven? Indien gij het niet kunt, dan kunt gij natuurlijk ook niet in het bezit van de parel komen. Indien gij de wereld wilt hebben, dan kunt gij Christus niet hebben. Indien gij genot vindt in de zonde, dan zijt gij uit uw vader de duivel en dan doet gij zijn werken. Ga hier echter van uit; geef dit alles op, werp het achter u. Deze dingen moeten wij verkopen, zo wij de parel willen bezitten.

En zeer dikwijls gebeurt het ook, dat sommige mensen veel moeten opgeven van de eer en van de lusten van het leven, voortvloeiende uit de achting van hun medemensen. Is het hiertoe gekomen: "Als ik een Christen word, dan zullen zij mij bespotten?" Welnu, kunt gij dan om Christus wil niet een beetje smaad verdragen? "Maar indien ik een ijverig Christen word, dan zal ik bloot staan aan allerlei laster." Het zij zo; kunt gij om Christus wil de toejuiching van de mensen niet missen? Kom, laat de honden uw karakter, uw goede naam door het slijk sleuren, zo gij slechts recht staat voor God, en zo de beweegredenen, die u doen handelen, zuiver zijn. "Ja, maar ik weet, wat mij te wachten staat. Als ik door en door, en in alles, een Christen wil wezen, dan zal ik door de wereld met de nek worden aangezien. Daar is deze of die aanzienlijke vrouw, voor wie ik zeer hoge achting koester, en wier goede mening ik voor niets ter wereld zou willen verliezen, - zij zal mij niet meer

willen kennen." Goed; kunt gij dit alles nu in de schaal leggen, en zeggen: "Ik zal het alles verkopen, het alles laten varen, opdat ik de parel kan verkrijgen?" Die mens is Christus niet waardig, die zich zou schamen om met Hem aan de schandpaal te staan, of die niet met Hem naar de gevangenis en in de dood zou willen gaan. Wij moeten Hem zó liefhebben, dat wij de versmaadheid om zijnentwil een eer achten te zijn, evenals Mozes de versmaadheid van Christus meerdere rijkdom achtte te zijn dan de schatten in Egypte.

"Wel, gij hebt nu voorzeker reeds genoeg genomen." Ja, maar deze parelzoeker verkocht alles wat hij had, en gij hebt nog iets over. Gij hebt vooruitzichten. Als gij een Christen wordt, dan zal uw bejaarde bloedverwant u onterven. Gij weet zeer goed, dat gij uwe betrekking zult verliezen, wanneer gij naar deze of die kerk gaat, u bij deze of die gemeente aansluit. "Maar wij moeten leven," zegt iemand. Dit is voor mij nog niet zo zeker. Ik weet, dat wij moeten sterven, maar wat dit "moeten leven" betreft, dat is mij nog niet zo duidelijk. Oneindig beter is het te sterven, dan zich ooit aan iets oneerlijks schuldig te maken. Indien Jezus Christus onze Meester is, dan moeten wij de schoonste vooruitzichten willen opgeven, en alles wat onze voorspoed, ons welslagen in deze wereld kan bevorderen, moet van slechts ondergeschikt belang voor ons wezen. Wij moeten eerst het koninkrijk Gods en zijne gerechtigheid zoeken. En niet alleen dit, maar ook liefde, waarnaar ons hart uitging, zal om Christus’ wil dikwijls opgegeven moeten worden. Gezelschappen, die ons eens een verlustiging waren, zullen wij om Christus wille moeten verlaten; en wanneer dat alles is geschied, dan is het nog niet genoeg. Hij, die Christus heeft, moet zichzelf aan Christus geven met alles wat hij heeft. Ik zou het betwijfelen, dat ik een volgeling van Christus ben, indien ik niet in het diepst van mijn hart alles, wat ik ben, en alles wat ik heb, voor eeuwig aan Hem had overgegeven. Hij heeft ons duur gekocht; gewis, het betaamt ons niet Hem slechts één arm, één oog, één voet en niets dan een half hart te geven. Wie een waar Christen is, is een Christen door en door. Alles wat hij bezit aan talent, aan aardse goederen, beschouwt hij als niet hem, maar zijn Meester toe te behoren, en hij is bereid het alles tot eer van zijn Meester te gebruiken, of, zo het nodig is voor de uitbreiding van zijns Meesters koninkrijk, het gewillig hiervoor af te staan. De koopman verkocht alles wat hij had.

Mij dunkt, ik zie u, daar gij terugdeinst. "Dit - dit is al te hard en moeilijk." Wel, indien gij de parel wilt kopen, dat is: indien gij geen fortuin wilt maken - want door het kopen van deze parel heeft de man zijn fortuin gemaakt - indien gij niet denkt, dat de parel het waard is, ik bid u, koop haar dan niet. Het is niet mogelijk de innerlijke, wezenlijke waardij van Christus te schatten. Wij werpen geen parelen voor de zwijnen. Indien gij hem niet begeert, er zijn zeer vele anderen, die Hem wèl begeren. Hij behoeft u er niet om te smeken toch van Hem te komen kopen. God beware u er voor, dat gij Hem zoudt weigeren te ontvangen, maar zo gij Hem waarlijk niet verlangt te hebben, zeg het. Zeg het duidelijk en beslist: "Ik wil niets met Hem te doen hebben."

Maar deze man ging heen en verkocht al wat hij had. Ik zeg u, dat hij blij was het te verkopen. Hij achtte, dat de man, die zijn hofstede kocht, hem een gunst bewees. "Neem haar," zeide hij, "ik zal haar onder de waarde aan u overdoen, zo gij mij slechts het geld er voor geeft. Ik ben zo erg om geld verlegen." Neen, zo veel durfde hij hem niet mee te delen uit vrees, dat hij de prijs zou verlagen; maar in zijn hart zeide hij: "Ik verlang zo vurig deze parel te kopen, dat ik mij wezenlijk verplicht zou gevoelen aan een ieder, die mij mijn voorraad afkoopt." En indien gij waarlijk Christus verlangt te hebben; in plaats dat Hij u dan zou moeten dringen om u van de armzalige dingen te ontdoen, die ik u heb aangeduid, zult gij er naar verlangen ze kwijt te worden, opdat Christus de uwe kan zijn. Moge de Geest van God dit vast besluit in u werken.

IV.

En nu eindelijk DE KOOP. Hij had alles wat hij had, verkocht, en nu betaalt hij terstond het verschuldigde geld, ten einde de parel te verkrijgen, en - hij verkrijgt de parel. Het was een belangrijke aankoop - een koop, waarover hij rijpelijk heeft nagedacht. Hij heeft niet op het eerste gezicht van de parel in allerijl zijne goederen verkocht en toen naar de waarde van de parel gegist. Neen, hij had haar bezichtigd, want hij was iemand, die paarlen zocht. Hij had verstand van paarlen en kende er de waardij van, ofschoon hij zeker aan de verkoper niet alles zei wat hij er van vond. Hij zeide bij zich zelf: "Dat is een wondervolle parel. Als ik het geld er voor bijeen kan krijgen - de weinige parelen, die ik bezit, zullen wel niet meer dan vijftienhonderd gulden opbrengen - maar zo ik haar voor die som kan krijgen, dan is mijn fortuin gemaakt." En zo dacht hij er over na. Heel veel nadenken was echter niet nodig. O! indien de mens Christus slechts kende, dan zou hij er geen tweemaal over denken om Hem te willen bezitten. Indien de mensen niet zo dwaas waren - indien zij slechts het licht van de hemel bezaten, om mijn Heere en Meester te kunnen waarderen, dan zouden zij in plaats dat wij hier moeten staan om te smeken, en te overreden en nieuwe woorden te bedenken om Hem aan te prijzen, alleen dit zeggen: "Spreek ons van Hem. Wij willen Hem hebben. Wat vraagt Hij van ons? Wat kunnen wij voor Hem doen? Wat is er, waaraan wij ons kunnen onderwerpen, zo wij ons slechts kunnen verzekeren van het bezit van Hem, die alle zonden vergeeft, en onmiddellijke en volkomen zaligheid schenkt aan allen, die Hem betrouwen? Zo wij slechts Christus kunnen hebben, van wie geschreven staat: "Die in Hem gelooft, heeft het eeuwige leven," dan zijn wij tevreden." Het was een wèl overwogen aankoop.

Die koop geschiedde terstond. Hij is niet naar huis gegaan, zeggende: "Ik zal er over denken." Neen, hij kende die parel en hij zeide: "indien ik haar laat glippen dan zal ik nooit zoiets weerzien. Als iemand anders haar koopt, dan zal ik de schoonste gelegenheid, die mij in mijn leven geboden werd om goede zaken te doen, voorbij hebben laten gaan." En zo neemt hij dus de tijd, die er nodig is, om zijne hofstede en het beetje land, en de enkele bezittingen, die hij had, te verkopen. Hij kwam snel terug met het geld, slechts bevreesd, dat wellicht iemand anders was gekomen, die nog een paar duizend gulden meer bood dan hij zich heeft kunnen verschaffen, waardoor die schone parel hem dan toch zou ontgaan. Evenzo, mijne vrienden, hij die op de rechte wijze tot Christus komt, kan daar wel over nadenken, maar hij behoort spoedig tot een besluit te komen. "Indien Hij te krijgen is, zo laat ik Hem zien te krijgen. O indien ik het te weten kan komen, dat mijne zonden vergeven zijn, zo laat ik dat dan snel te weten komen. Indien ik op enigerlei wijze vrede met God kan verkrijgen - indien ik een kind van God en een erfgenaam des hemels kan worden - indien ik mij van de eeuwige gelukzaligheid kan verzekeren, zo laat dit dan geschieden! Hoe moet dit geschieden? Kom, zeg het mij terstond. Ik wil mijn plaats hier niet verlaten, voordat ik datgene gevonden heb, waarvan gij spreekt." Het was een wèl overlegde en snel gesloten koop.

En die koop veroorzaakte hem blijdschap. Ik geloof, dat zijn ogen schitterden, toen hij het geld er voor betaalde. Ik zou de uitdrukking van zijn gelaat wel willen zien, toen hij eindelijk zijn parel in bezit kreeg. Datgene, waarvoor hij de ganse wereld had doorreisd, had hij dan nu verkregen; alleen maar, HET WAS NOG VEEL HEERLIJKER DAN WAT HIJ GEDACHT HAD. Hij had zijne parel en ik denk, dat hij wel had willen opspringen van vreugde omdat hij zich het geld ervoor heeft kunnen verschaffen. O! als een ziel Christus heeft gevonden, dan is voor hem de zalige dag aangebroken, waarop hij zijne zonden vergeven weet. Het is de aanvang van innige zielevreugde en genot voor de mens, wanneer hij zeggen kan: "JEZUS IS MIJN. Door zijn genade heb ik Hem kunnen aangrijpen."

En welk een verrijkende koop was dit. Toen hij de parel bezat in ruil voor al zijn goederen, dacht die koopman bij zichzelf: "Wat ik nu heb, is honderd maal meer waard dan al mijn vroegere bezittingen. Voor het stukje land, dat ik verkocht heb, kan ik, met de parel, die ik machtig geworden ben, NU WEL EEN HALVE PROVINCIE KOPEN!" En evenzo, broeders en zusters, indien gij ooit iets voor Christus hebt opgegeven, dan houd ik mij er van verzekerd, dat u dit door de Heere Jezus Christus ruimschoots vergoed is geworden. Enige jaren geleden heeft iemand een vreemde advertentie in de nieuwsbladen geplaatst. In die advertentie, die maanden lang in onze godsdienstige tijdschriften verscheen, nodigde hij iedereen, die uit liefde voor Christus en uit gehoorzaamheid aan Gods geboden schade en verlies had geleden, zich tot hem te wenden, daar hij die schade dan vergoeden zou. Het vreemdste van de zaak was echter, dat nooit iemand op deze advertentie heeft geschreven. Zulk één geval kan ook niet gesteld worden, want het bestaat niet. Door Christus verliest men niets. "Maar," zegt iemand, "de martelaren hadden dit toch wel kunnen doen, niet waar? Wel, mijn vriend, de martelaren zijn hier Boven, vraag het hun. Als gij hen ziet met hunne gouden kronen, schitterende in het licht Gods, dan zullen zij u zeggen, dat het hun een grote eer was, waardig geacht te worden hun leven te verliezen om Christus wil. O! als gij met Hem handelt, dan is er geen sprake van verlies. Met Hem kunt gij niets dan zeer grote winst verkrijgen. "Er is niemand", zegt Hij, "die verlaten heeft huis of akkers om mijnentwil, of hij ontvangt honderdvoud nu in deze tijd, en in de toekomende eeuw het eeuwige leven."

Het was een laatste koop. Volgens de gelijkenis is die koopman nooit meer parelen gaan kopen. "Neen", zeide hij, "neen, ik heb één parel van grote waarde gekocht, nu zal ik uit de zaak gaan." En als de mens eens Christus gevonden heeft - ach! dan zoekt hij niets meer. Als Jezus Christus de mijne is, dan vind ik meer dan alles in Hem. Men verlangt dan naar geen dingen van mindere waarde. Al onze begeerten worden dan vervuld door de volheid, die in Christus Jezus is. Die koopman hield op met paarlen te zoeken, want alle paarlen, die hij ooit heeft kunnen begeren, heeft hij gevonden. En het was een koop, die HEM NOOIT HEEFT BEROUWD. De gelijkenis verhaalt ons niet, dat hij terugging tot de verkoper en tot hem zeide: "Neem uwen parel terug en laat mij weer in het bezit komen van mijn huis en mijn akkers." Neen, het was geschied. De grote handeling was afgedaan. NOOIT heeft hij verlangd de zaak ongedaan te maken. Met zijne parel van grote waarde was hij een ZEER RIJK man, die met vorsten kon wedijveren en dat was hem genoeg. O zalig zij, die zeggen kunnen: "Het is genoeg," en zich kunnen verheugen en de Heere loven en verheerlijken.

Doch laat mij nu nog een enkel woord van waarschuwing hierbij mogen voegen. Draag wel zorg, waarde broeders kooplieden, dat, zo gij een parel koopt, het een goede parel is, dé parel van grote waarde, want ik heb edele mensen gekend, mensen die ik heb bewonderd en over wie ik wel had kunnen wenen; mensen die heldenmoed hebben betoond in het najagen van hetgeen hun volkomen waar scheen te zijn en waarvoor zij alles, wat zij hadden, hebben opgeofferd, maar toch bedrogen zijn uitgekomen. Zij hebben de antichrist aangegrepen in plaats van de Christus, en de leugen der hel welkom geheten, die tot hen kwam in de gedaante van een engel des lichts. O zie wel toe, dat gij Christus verkrijgt en zijn waarheid, gelijk zij geopenbaard is in de Schrift, en ten tweede male door de Heilige Geest GEOPENBAARD! IS IN UW HART, want al wat beneden Christus, al wat minder dan Christus is, zal bedrog blijken te zijn. Jaren geleden is één van de grootste paarlen, die ooit was gevonden, in handen gekomen van een Rus. Het was een peervormige parel, zo groot als een ei. Hij kocht haar van iemand, die er de waarde niet van kende. Hij was een rijk man en behield de parel. Hij bouwde een huis, dat er uitwendig heel eenvoudig uitzag, maar van binnen zeer rijk was versierd en gemeubeld. En hij placht zijn gasten mede te nemen naar een binnenkamer, waar men, als zij ontsloten was, in het midden een marmeren tafel zag staan, en daarop een doos, die met verscheidene geheime sleutels geopend moest worden; daaruit kwam dan deze parel te voorschijn; en het was slechts zeer zelden, dat hij haar uit de hand gaf, want zij had een schier onberekenbare waarde. De keizer van Rusland bood er een ongehoorde som voor en beloofde hem bovendien nog rang en eer; maar hij wilde er geen afstand van doen. Nu gebeurde het, dat de bezitter van deze parel - terecht of te onrecht - in een samenzwering werd betrokken en Petersburg moest verlaten. Hij nam niets met zich dan zijne parel en kwam te Parijs, rijk genoeg door het bezit van dit juweel. De enige persoon, die met hem in deze soort van zaken kon wedijveren was de hertog van Brunswijk. Deze kwam op zekere dag, vergezeld van enige vrienden om de parel te zien. De Rus ontsloot zeer voorzichtig de doos en toen hij haar geopend had, zag men hem opeens verbleken. Het was alsof de hand des doods hem had aangeraakt. Ongelukkige man! Zijn parel had vlekken gekregen zoals dit soms met paarlen gebeurt. Er was, om zo te zeggen, een ziekte in gekomen. Binnen weinig tijds zou hij vermolmen en dus had zij nu geen de minste waarde meer; en van een schatrijk man was deze Rus nu doodarm geworden. Toch was het een schone parel, die hij gekocht had. Er is slechts één parel, die nooit vlekkig kan worden en tot in alle eeuwigheid zal blijven bestaan, en dat is de Zone Gods, "die alleen onsterfelijkheid heeft." Indien gij HEM bezit, dan bezit gij een goddelijke hoop, die nooit kan falen; maar zo uw hoop gevestigd is op priesters, of op sacramenten, of op iets, waarvan Christus niet het begin of het einde is, dan kunt gij alles ten offer brengen, maar dan zullen uwe schoonste verwachtingen toch eindigen in bittere teleurstelling. De Heere verhoede, dat dit ooit met ons gebeuren mocht. "

Hoort naar mij, gij, die de gerechtigheid najaagt, gij, die de Heere zoekt." De stem van Jezus wordt gehoord in deze gelijkenis van het koninkrijk, waardoor de zoekenden worden aangeduid. Zulke mensen maken geen gering deel uit van een vergadering, als die, welke hier tegenwoordig is. Het zou ook vreemd wezen, indien de zoekenden niet in zeer grote getale hier aanwezig waren, en dat wel in elke periode van hun ijverig onderzoek. Ik ben er van overtuigd, dat sommigen van u de parel, die gij begeert, reeds voor uw ogen hebt zien schitteren. Hoe velen uwer hebben het besluit genomen, alles wat gij hebt, te verkopen? Ten einde haar te kunnen kopen? Wie is er onder u, die deze parel reeds heeft verkregen en u verheugt in haar bezit? Dat de zodanigen hun weg zullen reizen met blijdschap, daaraan kunnen wij niet twijfelen, doch wilt gij niet terugkeren en Gode de eer geven? Zullen wij niet de blijdschap mogen smaken u hier in de gemeenschap van het koninkrijk van zijn genade te begroeten? De Heere geve, dat het zo zijn moge, om Jezus wil. Amen.

Uit de Gelijkenissen van de Heiland,

C.H.Spurgeon.